De Mannengriep
Ik had van de week een griepje te pakken. Keelpijn, oorpijn, hoofdpijn, spierpijn door het hele lijf en chronisch koud en vermoeid. Een heerlijke cocktail van ellende. Maar gelukkig kon ik rekenen op steun en begrip van de mede-man. Terwijl we samen klaagden over deze toestand, leken de vrouwen eromheen er nogal lacherig over te doen. Ze grepen zelfs de kans om dat ene woordje in de mix te gooien: Mannengriep. Overal kippenvel.
Dat woord zegt min of meer dat we ons bij voorbaat dramatisch aanstellen en wij geen recht hebben om ziek te zijn. ‘Want mannen weten niet wat échte pijn is’, moeten we vaak aanhoren. Maar net zoals vrouwen niet snappen dat een slecht geplaatste trap met voetballen pijnlijker kan zijn dan een tweelingbevalling, begrijpen ze ook niet dat wij ook getroffen kunnen worden door ‘de algehele malaise’.
Vrouwen laten ons geloven dat ze na een powernap van twintig minuten en een slok gemberthee weer boven Jan zijn. Het woord hoofdpijn kennen ze niet en ze dartelen door een griepje heen alsof ze er geen tijd voor hebben.
Vrouwen laten ons ook geloven dat mannen het allemaal een stuk dramatischer ervaren. Zodra de eerste symptomen zich aandienen, worden we lui. Elke stap en elke beweging is er een teveel. We maken dit ook duidelijk kenbaar aan onze omgeving. Onze hoofdpijn gaat gepaard met een zacht, constant gekreun. En de rillingen die er bij komen kijken, zetten ons gelijk aan het twijfelen of we al ‘om de pastoor’ moeten voor het Heilig Sacrement.
Dus om die vernederingstocht te omzeilen, houden we ons zo lang mogelijk sterk. We zeggen vaak maar gewoon helemaal niks en voeren onze strijd in stilte. Want het allerlaatste waar een bedakkende man behoefte aan heeft, is een vrouw met een lolbroek aan.
We houden onze rug recht, totdat we niet meer kunnen. En na veel overwegen komt het hoge woord eruit: ‘Ik ben niet zo lekker’. Maar de vrouw blijft nuchter, en vraagt of de afwasmachine zichzelf dan soms leeg haalt.