Barkeeper en dj Jan Tol terug naar plek des onheils: ‘Mooie tijd overheerst’ n
Herinneringen aan De Hemel
Op 1 januari is het straks 20 jaar geleden dat Volendam breaking news was in Amerika (CNN) en Groot-Brittannië (BBC). Nederland raakte geschokt, omdat bar De Hemel in brand stond en tientallen feestvierende kinderen – van buiten en van binnen – verwond raakten. Veertien jongeren kwamen te overlijden, duizenden mensen waren betrokken. Families, vrienden, omwonenden, hulpverleners, ooggetuigen, velen raakten getraumatiseerd. Naast de vele drama’s bracht de nasleep van de Nieuwjaarsbrand ook onvoorstelbare veerkracht en verrassende, soms ontroerende, gebeurtennissen met zich mee in de twintig jaar daarna. De Nivo brengt een reeks verhalen met mensen uit die betrokken groep. Vandaag Jan Tol (schoen), barkeeper én de dj van die avond. 19 jaar destijds. Voor het maken van de foto gaan we naar De Hemel. Terug naar toen. Naar die plek van ongeremd vertier, veranderd in ongekend verdriet. Het maakt hem weemoedig. Verlangend naar die jeugdtijd. ,,Ook al eindigde het abrupt en vreselijk, voor mij is het – voor altijd – een positieve plek.”
Door Eddy Veerman
[ads id=66]
,,Ongelofelijk.” Dat ene woord, dat zoveel lading dekt, herhaalt hij wel een aantal keren. ,,Ik ben hier in het eerste jaar een paar keer geweest en toen hing er nog die ‘verbrande’ lucht, maar die is er nu uit.”
Hij toont zijn meegenomen draaiboek met liedjeslijsten. ,,Dit boek is in de maanden na de ramp door iemand meegenomen, maar werd jaren later bij mij aan de deur gebracht.” Voor hem een relikwie. ‘Schoen’ staat er op. ,,Het is redelijk in tact, maar hoe verder je gaat, hoe meer verschrompeld het is, door de hitte. Het boek heeft thuis een vast plekje op mijn studie- en werkkamer.”
Hij neemt alles weer even in zich op. De barkrukken, tafels, de vloer. Waarop werd gedanst en gesprongen, maar plots een generatie lag, over elkaar heen, bijna levenloos. De opnieuw verwonderde ogen gaan naar het plafond en de haakjes waar de kerstversiering aan hing. De gekrompen posters, de geschreven woorden op spiegels.
Jan begeeft zich door het nisje richting zijn wekelijkse ‘podium’ van die tijd, de plek waar hij tapte. ,,Hier stond ik. Dit was mijn bar.” Met uitzicht op de dansvloer én de nooduitgang. Hij stapt opzij, naar de muziekdesk. Daarboven staat nog altijd de muziekinstallatie, zwartgeblakerd en deels gesmolten. ,,Ik heb later de twee minidiscs eruit gehaald. En ze deden het ook nog thuis.” Hij wijst op de volumeschuifjes. ,,Kijk, ze staan nog, zoals op het moment dat de brand uitbrak. Helemaal naar boven, maximale decibel. En er zat een geluid in die boxen, ongekend…”
,,Ongelofelijk. Als je dit zo ziet, dan kun je je niet voorstellen dat het twintig jaar geleden is. Alsof het vorige week was…” Kijkend naar de prijslijst. Een biertje deed 2 gulden 75 cent. De ‘Shoe-drink’ staat er op, een naar hem vernoemde cocktail. ,,Wat er in zat, weet ik niet meer.”
Gebroken rib
Hij staat even stil, dicht bij de in- en uitgang. En houdt de adem even in. ,,Hier liep ik eigenlijk over de mensen heen. En ik weet nog dat ik opeens een schop kreeg van iemand die op de grond lag. Echt, een trap. Daardoor viel ik bijna, maar ik kon mezelf aan de reling van de bar vasthouden. Toen ik later in het ziekenhuis wakker werd, voelde ik pijn in mijn borststreek en bleek ik een gebroken rib te hebben.”
Vijftien was Jan, toen hij zijn examen haalde op de LTS – tegenwoordig Triade – en als metselaar aan het werk ging én tegelijkertijd achter de bar ging staan in de Wir War Bar. Jan maakte een seizoen deel uit van de jeugdopleiding van FC Volendam en kwam als zeventienjarige terug bij de RKAV A1. Toen ik voor de eerste wedstrijd tegen Ajax A1 op de bank werd gezet, was dat onbegrijpelijk in mijn ogen, er werd een jongen van buiten in de basis gezet. Moest ik al snel warmlopen, waarna een confrontatie met de trainer volgde. Hij stuurde me weg. Ik heb het nog wel opgepakt in de zaterdagselectie en de zondag-3, een vriendengroep met Jan Tol, Dennis Tol, Ronald Sier, Rob Schilder, jongens die ook in De Hemel kwamen.”
,,Daar, boven de Wir War, kwam ik al snel te werken toen Jack Jonk (kirrie) stopte als barkeeper en dj. René Schilder (pius) werkte daar al en maatjes als Jeroen Kwakman (ballap) en Ruud Tol (babbet) werden er werkzaam, als ook Hans Jonk (sjef). Toen hebben we samen het café een ander gezicht gegeven, kwam er ook een ander uitgaanspubliek. In drie jaar tijd groeide het uit tot het best lopende café van Volendam.”
,,Het werken in de bar was het mooiste deel van de week, je keek uit naar het weekeinde. Op zaterdagmorgen een klusje, een wedstrijdje voetballen en om vier uur ’s middags was ik al in De Hemel, terwijl het om zes uur pas open ging. De mooiste tijd van mijn leven. Doordeweeks zaten we ’s avonds met onze vrienden in de Wir War, na de voetbaltraining, aan een colaatje. Daarboven, De Hemel, runden wij met een cluppie, een vaste kern, de tent. Zo jong als we waren.”
Jarenlang mochten Jan en zijn maatjes als entertainers de zaterdagavond een gezellige glans geven. ,,Er heerste zo’n unieke sfeer, het was zonde als de avond voorbij was. Als barkeepers namen we ook nooit een vrije zaterdagavond. Er zaten altijd vaste groepen, dus aan die tafels ging niemand anders zitten.”
‘Enkele weken
voor die bewuste
oudejaarsavond
kregen we als
barkeepers
een cursus
Brandveiligheid’
,,Tja, die mooie tijd… Een half jaar daarvoor dachten we nog dat we de EK-finale in De Hemel zouden beleven met driehonderd man. Nederland won met 6-1 van Joegoslavië, het was een ongekend feest in een bomvolle Hemel, mijn mooiste avond in die bar. Maar toen kwam de gigantische kater van de strafschoppenserie tegen Italië en het missen van de finale. Waardoor we die gezellig dag niet kregen.”
,,Enkele weken voor die bewuste oudejaarsavond kregen we als barkeepers een cursus Brandveiligheid. Leerden we ook hoe te blussen als er brand zou uitbreken. Op 1 januari 2001 zou er tevens iets veranderen. We zouden bij de toegang, beneden bij de Wir War, gaan handhaven op de leeftijd van 16 jaar. Ik weet nog dat Klaas Keizer op het rooster stond om tijdens nieuwjaarsdag op die plek te gaan werken. Die oudejaarsavond zaten er ook groepen met jongeren van veertien jaar. Heb ik rond half elf nog omgeroepen dat die regelgeving ‘vanaf morgen’ in zou gaan. Een aantal van hen wist dat ze er de volgende dag niet meer in mochten.”
,,Hoe die oudejaarsdag verliep, staat in mijn geheugen gegrift. ’s Middags was ik met Jeroen Kwakman (Ballap) en Johan Kwakman (bille) al in De Hemel geweest om van alles klaar te zetten, glazen te spoelen, drank te bevoorraden. Even naar huis en al snel hadden we weer afgesproken. Ik zie mezelf nog naar Jeroen lopen. Het was rond het vriespunt. Ik had speciaal voor die avond een nieuw duur – fluwelen – overhemd gekocht. ‘Wat heb jij nou aan? Zo kun je niet achter de bar staan!’, zei Jeroen meteen. Ik had er ook een shirtje onder, dus ik kon het uittrekken. Dat heb ik naderhand ook gedaan, gelukkig…”
,,Voor de avond – tot aan middernacht – hadden we iets van tachtig reserveringen, dat viel een beetje tegen. Maar we waren van plan er een geweldige avond van te maken. René had een minidisc mee met een live-optreden van Robbie Williams en toen ‘Angels’ keihard aan ging, zei ik: ‘Dit wordt straks de plaat voor twaalf uur, als het nieuwe jaar begint’.”
,,Wat me altijd bij blijft, is dat het aanvoelde dat het een rare avond was. Alsof er iets ging gebeuren. Echt waar. Het was wel gezellig, maar toch. We hadden zulke hoge verwachtingen en het werd ook wel gezellig, maar het was anders, er hing iets in de lucht.”
Verantwoording
,,Toen ik ‘Angels’ om twaalf uur aanzette, zong iedereen luidkeels mee. De tent stond in een paar minuten tijd helemaal vol. Ik had zelf ook wel wat gedronken, maar hoe jong we ook waren, we droegen wel een bepaalde verantwoording met ons mee. Want als je teveel alcohol dronk, dat wilde eigenaar Jan Veerman (dekker) niet hebben, dan had je een groot probleem.”
12.21 uur. ,,Ik vergeet nooit meer welke plaat ik juist had aangezet: het clublied van FC Volendam. Na het intro met het applaus, vlak voor de elektrische gitaren begonnen, zag ik opeens in mijn linkerooghoek een steekvlam. Er brak paniek uit. Geschreeuw. De muziek viel uit…”
Hij houdt even in. ,,Normaal gesproken kan ik er goed over praten, maar nu merk ik dat dat lastig is. Je hoorde geknetter en gegil. Barkeeper Rolf Zwarthoed (nonnie) gooide met ijsblokjes uit de grote bak, de obers Chris de Boer en Johan Koning probeerden met hun blote handen de brandende kersttakken naar beneden te trekken. Ik wist waar de nooduitgang zat en in een splitsecond ging het door mijn hoofd: wegwezen! Maar ik bleef. Ik wilde redden. Jeroen stond naast mij achter de bar, keek me aan en riep ‘blussen’. Ik pakte de brandblusser en wilde de pin eruit trekken. Ik liep die kant op, maar de vlammen en de hitte kwamen bij mijn armen en gezicht… ik moest capituleren. Ik kreeg de pin er niet uit…”
Het benauwt hem, net als toen. ,,Ik zocht dekking, onder mijn bar. Opeens stopte het gieren en gillen. En kon je een speld horen vallen. Mijn t-shirt vloog door de hitte in de brand en dat trok ik uit. Onder de bar zat ik, met een natte theedoek. Wachten en hopen. Terwijl we niet wisten waar we op hoopten of op wachtten. Ik dacht dat het klaar was. Dat ik moest opgeven en ben kort weggeweest. Opeens hoorde ik gerinkel. Iemand van buiten op de luifel staand, gooide de ramen in. Ik voelde weer zuurstof, dat gaf een boost. Ik krabbelde op. En dacht dat iedereen dood was, omdat niemand anders opkrabbelde. Iedereen was dood, behalve ik…”
‘Samen met Jan ‘Dekker’
heb ik jongeren die op
de grond lagen,
opgetild en naar
buiten gebracht.
Wel 25 of 30’
,,Waar-ie zo snel vandaan kwam, weet ik niet, maar eigenaar Jan ‘Dekker’ stond ineens naast me. ‘Wat is hier gebeurd?’, keek hij lamgeslagen om zich heen. Hij was door de nooduitgang naar binnen gekomen. Ik keek achter me, zag René Pius staan en terwijl de brand al geblust was, pakte een meisje dat achter de bar was gekomen, de CO2-blusser en spoot die op mijn rug leeg.”
,,Terwijl ik net daarvoor nog dacht aan opgeven, kwam er kracht los: daarna heb ik samen met Jan ‘Dekker’ jongeren die op de grond lagen, opgetild en naar buiten gebracht. Wel 25 of 30. Totdat Jan tegen me zei: ‘Jan, jij moet nu weg, jij moet naar een ziekenhuis’. Ik liep op blote barst, ging naar de zogeheten dark room, daar hingen jassen en ik pakte er eentje. Ik wilde terug De Hemel in, maar de hitte die daar nog in die hoek hing, deed me besluiten weer om te draaien en via de dark room aan de achterkant van de bar het platte dak op te gaan. Daar stonden een aantal jongeren, die voor mijn gevoel compleet de weg kwijt waren en wilden springen, omdat ze dachten dat er een ontploffing zou komen. Ik kon ze behoeden om niet te springen. Eén meid stond op beha, dus ik gaf haar mijn jas. Er werden vanuit de steeg door brandweermannen twee lange ladders neergezet. Ik dacht: straks heb ik dit overleefd, maar val ik van die smalle ladder af… Dat was angst én kwam door de kou.”
,,Eenmaal beneden op het Pellersplein werd ik door een brandweerman met water besprenkeld. Ineens zag ik achter het lint van de afzetting een bekende, ik liep op hem af, maar hij draaide zich om, waarschijnlijk vanuit schrik. Vervolgens zagen mijn zus en zwager me en die waren superblij, want vlak daarvoor had iemand tegen hen gezegd dat ik dood zou zijn. Zij hebben mij in bar De Kakatoe gebracht. Daarbinnen was het ook ontzettend koud.”
Moe
,,Ik werd opgevangen door Alex Jonk, de zoon van bareigenaar Charles. Om me heen zaten ook mijn collega’s Jeroen en René. Ik had even oogcontact. Alex hield mij heel goed aan de praat en toen ik vroeg hoe ík er uit zag, zei hij ‘met jouw gezicht gaat het goed komen’. Hij stelde me gerust. Mijn vader mocht naderhand ook binnen. Bij de eerste keer dat Jeroen en ik naar de noodopvang van de Sigma-tent werden gestuurd, werden we weer teruggezonden. Degene die het hardste schreeuwde, werd als eerst geholpen. Dat bleek later een inschattingsfout te zijn, omdat degene met derdegraads brandwonden de pijn niet voelden. Pas laat, om 05.20 uur, mochten wij alsnog naar buiten. Op dat moment stond er kennelijk een fotograaf van Weekblad Panorama buiten en die maakte een foto van mij – in een foliedeken – en mijn vader. Jeroen en ik werden samen op een brancard uit de tent gereden en zeiden nog iets tegen elkaar in de trant van ‘het komt goed’.”
Jan werd naar het Brandwondencentrum van Beverwijk vervoerd. ,,Ik was zo moe, wilde alleen maar slapen. Maar ik moest behandeld. Kwam op een normale kamer terecht, omdat de intensive care vol lag met dorpsgenoten. Na twee dagen verslechterde mijn toestand, waardoor ik alsnog op ic belandde. Een Amerikaanse chirurg, David, zou mij opereren, maar na zijn analyse bleek dat hij een aantal lichaamsdelen die ze zouden opereren, zoals mijn gezicht, voor 24 uur wilde uitstellen. Omdat ik een huidtype bleek te hebben dat heel sterk is. Dat is mijn geluk geweest: uiteindelijk is dat heel goed uitgepakt en heel goed hersteld. Een mirakel. Ik was voor dertig procent verbrand, waarvan de helft derdegraads.”
,,Op de ic hebben ze mij nog wel vast moeten binden, omdat ik de tube waardoor ik ademde, uit mijn mond trok. Vervolgens hebben ze me helemaal in slaapcoma gebracht. Ik had dromen vanwege de morfine. Dat ik René Pius’ lichaam in delen voor me zag. Hij lag daadwerkelijk ook heel slecht, in een andere ziekenhuiskamer. Ik draaide ook muziek in mijn dromen.”
,,Bijzonder was ook dat er in die eerste weken mensen waren die op afstand samen reiki voor me deden, baden en zo de krachten bundelden. Zoals er ook een man op mijn kamer is geweest die boven mij heeft gebeden. Ik geloof daar in.”
,,Toen ik was ontwaakt en één van onze vrienden, Mark Sier, bij me op bezoek kwam, zei ik zelfverzekerd dat ik een week later wel thuis zou zijn. Alleen werd me ondertussen door mijn ouders verteld welke jongeren overleden waren. Daar zat ook Nico Kwakman (ballap) bij. Een collega-barkeeper die de bewuste avond niet werkte. Maar ik had hem in De Hemel bezig gezien, toen hij, net als ik, jongeren eruit hielp. Ik hoorde van mijn ouders en vrienden van alle begrafenissen die waren geweest. Ik had alles gemist. Daardoor is het besef nooit gedaald. Ik heb nu nóg steeds het gevoel dat ik Nico elk moment kan tegenkomen. Omdat ik geen afscheid heb genomen.”
‘Ik heb nu nóg
steeds het gevoel
dat ik Nico elk
moment kan
tegenkomen.
Omdat ik geen
afscheid heb
genomen’
Geestelijk had hij het slecht. ,,Vanuit mijn kamer in het ziekenhuis zag ik ook de rookpluimen en het vuur van de Hoogovens, dat pakte helemaal verkeerd uit. Zodra het bezoek weg was, huilde ik. Dan had ik de hele nacht een verpleegster bij me. De hele nacht. Ik praatte met haar over van alles. Had die steun nodig. Luisterde uiteraard vaak muziek en als ik dan bijvoorbeeld ‘Why’ van The Cats hoorde, dan had ik verdriet. Dus ik wilde het ziekenhuis uit. Op die vrijdag, zoals ik had gezegd. Ondanks dat het me werd afgeraden. Ik ontsloeg mezelf. De doktoren zeiden dat ik het thuis niet zou redden en reserveerden een bed voor me. Het ging ook niet goed. Ik moest terug vanwege uitval van bepaalde zenuwen, daarvoor heb ik een jaar lang therapie gevolgd.”
,,Ik weet nog dat Jan ‘Dekker’ op bezoek kwam in het ziekenhuis. Vanwege de emotie die leefde bij ouders van getroffenen moest hij onherkenbaar, buiten bezoekuren om, het ziekenhuis in geloodst worden. Ik begreep het achteraf gezien wel, maar dat raakte me ook. Hij kon misschien een harde en zakelijke kant hebben, maar Jan was een goed mens. Heeft deze verschrikkelijke situatie ook nooit gewild. Ik weet nog goed dat hij een aantal barkeepers waaronder ik, nadat we de kersttakken begin december hadden opgehangen, boos bij zich riep op een avond. We moesten het opnieuw – strakker – ophangen. Dus het ging opnieuw.”
,,We vormden een team. John Veerman (kadij) was destijds de bedrijfsleider en bracht mijn ouders enkele keren naar het ziekenhuis, aangezien mijn vader geen rijbewijs en auto had. Zoals Laura, de dochter van Jan ‘Dekker’ die ook in de Wir War werkte, mij uit het ziekenhuis heeft gehaald toen ik naar huis mocht.”
,,Jan bouwde ten tijde van de Nieuwjaarsbrand en daarna het huidige restaurant Lotje in het ernaast gelegen pand: vroeg hij mijn toenmalige werkgever of ik in mijn revalidatietraject mocht proberen het werk bij dat bouwtje op te pakken. Haalde Jan me ’s morgens vroeg op, dronken we in de pauze in de Wir War een bak koffie en bracht hij me rond elf uur in de ochtend weer thuis.”
,,Later werd hij als eigenaar gedaagd voor de rechter en daar in Haarlem werd ik als barkeeper ook door drie rechters verhoord. Dat doet echt wat met je, ook al ben je nóg zo nuchter. Jan heeft het nooit kunnen verwerken. Dan spraken we er in de jaren daarna samen wel eens over, met tranen in onze ogen.”
Weggerukt
,,Ik heb naderhand zeker moeilijke momenten gehad. In de eerste periode konden we gevoelsmatig niet verder, omdat De Hemel niet meer open ging, maar dat gold ook voor de Wir War Bar. Het leek alsof er een deel van mijn leven was weggerukt, op zaterdagavond wist ik me geen raad. Het barkeeper- en dj-bestaan, dat was weg en ik wilde dat terug. Ik vond dat bestaan te leuk en ben daarom in Bar ’t Gat van Nederland aan de slag gegaan.”
,,Toen kon ik dát deel van het leven ook weer oppakken. Daar hebben de mensen om mij heen mij ook bij geholpen. Mijn vrienden, mijn latere vrouw. Na zo’n twee jaar heb ik gesolliciteerd bij HSB en daar heb ik me verder ontwikkeld, als metselaar, maar uiteindelijk ben ik met veel studie – waarvoor mijn vrouw me alle tijd en ruimte gaf – opgeklommen tot hoofduitvoerder.”
,,Als ik die vrienden en barkeepers spreek over toen, dan overheersen de mooie herinneringen. Als ik praat over De Hemel, spreek ik met trots. De gebeurtenis is verschrikkelijk, maar het heeft mij gevormd tot wie ik ben geworden. Da’s niet op alle vlakken positief, gezien het drama, maar ik ben er sterker uit gekomen en heb ik het leven weer opgepakt. Het leven is te mooi om dat niet te doen, maar zoals gezegd, daarvoor heb je ook mensen om je heen nodig. Mijn ouders en zussen hebben een verschrikkelijke periode meegemaakt, hebben het er lang moeilijk mee gehad. We zijn geen praters, misschien is het goed om daar eens samen bij stil te staan.”
‘Ik geloof er in,
dat het mijn tijd
nog niet was.
Ik had het immers
al opgegeven…’
,,Ik heb vaak doelen gesteld, die ik heb behaald en dat sterkt je ook in het verloop van je verdere leven. Naderhand kreeg ik bijvoorbeeld ook de ruimte om mezelf, door middel van cursussen, als jeugdtrainer bij RKAV Volendam te ontwikkelen. Ik ben een streber en wil nóg hogerop, maar behalve alles willen, moet het ook te doen zijn, met drie kids. Die willen we ook alles meegeven in de opvoeding.”
,,Zo’n gebeurtenis verandert je leven, het gaat nooit meer bij je weg. Ik raak niet snel in paniek en kan situaties goed overzien, Maar wat ik ook merk, is dat ik situaties van tevoren al aan zie komen. Ik ben wel op mijn hoede.”
,,Iedereen heeft een verhaal. Van die nacht, de weken erna, maar ook de jaren erna. Tot op de dag van vandaag ben ik blij dat ik het heb overleefd. De Nieuwjaarsbrand heeft voor mij een positieve plek gekregen. Ik geloof er in, dat het mijn tijd nog niet was. Ik had het immers al opgegeven, totdat Dave Duin op het juiste moment de ramen insloeg. Voor een enkeling net te laat, voor velen levensreddend, anders hadden er honderden jongeren de dood gevonden…”
,,Ik vergeet het nooit meer en ik wil het ook niet vergeten. Ik ben dankbaar voor die fantastische periode. Ondanks het verschrikkelijke einde, haal ik er het positieve uit. Ik denk dat er velen met mij op die manier naar kunnen kijken. Waarbij ik me zeker realiseer dat het voor velen ook een drama voor het leven is geworden. Zoals de ouders die hun kind verloren. Die mensen leven al twintig jaar met een gevoel dat wij als overlevenden niet kennen en hopelijk ook nooit leren kennen.”
Zijn zoon Sem wordt in maart 14 jaar en heeft inmiddels de leeftijd van sommige barbezoekers van die avond. ,,Ik kan het me niet voorstellen dat hij nu naar de bar zou gaan. Bizar, maar toen was het normaal. Meiden presenteerden zich ook niet als dertien- of veertienjarige. Ik heb er met Sem wel eens over gesproken, wat er is gebeurd. Onze dochter van elf en zoon van vijf jaar hebben minder dat besef. Er komt een tijd dat ik het hen vertel.”
De decembermaand is weer begonnen. ,,Altijd als de Kerst nadert, denk ik er weer even aan en voel ik het aan mezelf.” Hij kijkt nog één keer De Hemel in. ,,Dit moet voorlopig behouden blijven. Dan kunnen wij en de volgende generatie aan hún kinderen vertellen en laten zien wat er is gebeurd.”
Diverse media besteden aandacht aan ‘Nieuwjaarsbrand, 20 jaar later’
Zowel in de landelijke kranten, sociale media en diverse tv-programma’s wordt komende maand aandacht besteed aan ’20 jaar na de Nieuwjaarsbrand’.
De EO grijpt de gebeurtenis aan om met zes vriendinnen, die de brand meemaakten, terug te blikken en om te praten over hoe het hen nu vergaat. Volendam – 20 jaar na de brand is op woensdag 30 december om 20.30 uur te zien op NPO 3. De tieners van toen zijn Marga Smit, Willie Tol, Eline van Pooij, Melanie Klene, Lisa Tol en Monique Tuyp.
Van maandag 4 januari t/m woensdag 6 januari (22.15, NPO 2) is bij KRO-NCRV de nieuwe driedelige documentaireserie De Veerkracht van Volendam te zien. In De Veerkracht van Volendam verbreekt de bedrijfsleider van café De Hemel voor het eerst in twintig jaar het stilzwijgen. John Veerman deelde zijn verhaal nooit uit piëteit met slachtoffers en nabestaanden. Brandweerman Jos Kras vertelt, als ook de overlevenden Linda Jonk, René Schilder en Kees de Boer. Op 1 januari 2021 toont NH Nieuws de persoonlijke documentaire van Gery Smit, één van de getroffenen.