Vandaag geopend: 08.00 - 17:30

All posts by De redactie

Jan en Jaap Jonk (bol) bestreden en roemen samen Johan Cruijff

‘Dat zijn mooie herinneringen…’

In het kader van 100 jaar voetbal in Volendam is er een magazine verschenen namens RKAV en FC Volendam. In een oplage van 2000 exemplaren. Daarin een reis door de tijd, met verhalen uit de geschiedenis, van Jan Schilder ‘vik’ en Wim Bergsma over de Zilveren Botter. Maar ook Klaas Smit over de bekersensatie van de zondagamateurs in 1979. De twee voorzitters komen aan het woord, vanuit het recente verleden en heden Wim Jonk vertelt en van de nieuwe generatie komt een RKAV-talent (Jackson Lautenschutz, 8 jaar) aan het woord. Een ander verhaal uit het magazine, met de gebroeders Jonk, drukken we ook in de Nivo af.
Door Eddy Veerman

De broers Jan en Jaap (Jack) Jonk (bol) werden een halve eeuw geleden vastgelegd tijdens Ajax-FC Volendam in De Meer. De oudste van de twee (Jaap) probeert een nog jonge Johan Cruijff, Nederlands beste voetballer ooit, af te stoppen, op een afstandje gadegeslagen door broer Jan.

[ads id=66]

Jaap: ,,Ik was daar 22, Jan zal 20 zijn geweest. Deze foto kende ik nog niet.” Het lijkt erop dat één van de weinig keren dat Cruijff de bal kwijtraakte, is vereeuwigd. De broers lachen. De Volendamse verdediger van weleer durft dat niet vast te stellen. ,,Het was een typerende actie van Cruijf en ik denk toch dat hij ‘m evengoed had, van wat ik nog kan herinneren. Dan dacht je dat je ‘m had, maar dan was hij er tóch langs… Het was een meester.” Jan: ,,Ik stond tegenover hem, maar we gaven dubbele dekking. Je had meer van die razendsnelle spelers en die kon ik niet bijbenen. Dan spraken Jaap en ik van tevoren af: ik geef kort dekking, dan moest de tegenstander wel een lange bal geven en dan gaf Jaap rugdekking. Zo losten we dat zelf op, daar kwam geen trainer aan te pas.”
,,In De Meer speelden we met negen verdedigers, om de schade beperkt te houden. Maar dat gaf niet. Mannen als Gerry Mühren, Piet Keizer en Cruijff, ze tikten je gewoon weg. Cruijff was nog zo’n licht ventje. Een sprinkhaantje. Ik weet nog dat we hem voor het eerst zagen op het veld. Hij sprong overal overheen en langs. We verloren met 3-0 van Ajax, maar het werd ook wel eens 7-1. Bij ons thuis, als we in de eredivisie zaten, had Ajax altijd moeite met Volendam. Zelfs in de jaren dat ze de Europa Cup 1 wonnen. Toen was er geen raad voor, waren ze zo goed. Ik zeg dan wel eens: wat waren wij dan toch God goed. Want wij werkten toen gewoon overdag in de bouw.”
De broers werden geboren op de Rokersgracht, nummer 22, aan het Zwarte Pad. ,,We voetbalden altijd op de buurt, voor en na school. De basis lag op de straat, bij ‘Willem van Jan Baap’ op het hoekje. De poort van de Protestantse Kerk was het doel en aan de overkant was er een doel. We voetbalden ook in de rokerijbuurt. Daar was geen raampje en kon je hemels voetballen. Daar op straat maakten we die duizend uren.” Jaap: ,,Je stond er niet bij stil, maar zo trainde je als kind dag en nacht.” Jan: ,,Cruijff zei ook altijd: het voetbal op straat vormt je. Er waren stoepen en andere oneffenheden. En wij wilden altijd winnen. Winnen moet je ook leren. Als je dat doordeweeks had, gaf je in het weekeinde ook niet zo snel op.”

‘Toen wij nog
kinderen waren,
hadden wij er
geen erg in dat
hij zo’n belangrijke
man was, onze
overbuurjongen,
‘De Knoest’’

Jaap: ,,Tegenover ons woonde Dick Tol, ‘de Knoest’, die was wat ouder en speelde al in het eerste. Jan: ,,Een fenomeen.” Jaap: ,,Toen wij nog kinderen waren, hadden wij er geen erg in dat hij zo’n belangrijke man was, onze overbuurjongen. Als zestienjarige mocht ik bij het tweede meedoen. Dan had je elke week op donderdag een wedstrijd: het eerste tegen het tweede. Kwam ik tegenover ‘De Knoest’ te staan. Zei-ie vooraf tegen me: ‘Doe je wel rustig aan, Japie’. Hij had altijd ergens last van en was een luie voetballer. Als er getraind werd en er waren wat oefenvormen, dan hoorde je na tien minuten ‘De Knoest’ brommen: ‘partij’. En even later gingen we dan een partij, dan zwichtte de trainer. En tja, ik kon niet rustig aan. Maar ‘De Knoest’ behield zijn snelheid.”
Jan: ,,Ik kan het zo nog voor me halen, hoe snel hij was als hij in de ruimte werd aangespeeld. Ik kwam net uit de betaalde jeugd en mocht ook in zo’n wedstrijd van het tweede tegen het eerste meedoen. Zei hij ook tegen mij ‘hé, buurjongen, doe je rustig aan’. En in die versnelling had hij dan ook een schot, geweldig was dat. Dat was aangeboren. Hard en zuiver. Daar kon je van genieten. Een prachtige en sociale man.” Jaap: ,,Hij was nog maar 39 toen hij overleed. Heel voetballend Nederland liep toen uit voor de begrafenis.”
,,Weet je wat je je nu niet kan voorstellen: toen wij nog niet in het eerste speelden, gingen we wel kijken. Als we dan terugkwamen van de wedstrijd, haalde ‘De Knoest’ zijn vader het raampje van de deur open: ‘Hoe was het?’, klonk het dan op een kalme toon. Hij ging nooit kijken bij de wedstrijden van zijn zoon in het eerste. Nooit. Terwijl ‘De Knoest’ zelfs een keer topscorer van de eredivisie werd. Hij was niet de enige vader die niet kwam kijken. Onze vader kwam ook nooit op het voetbalveld. We hebben nog een keer een seizoenkaart aan hem geven, maar hij ging niet.”
Jan: ,,Hij luisterde live de radio-uitzending van Langs de Lijn en hield álles bij. Als we dan thuis kwamen, vertelde hij wat er allemaal was gebeurd op de velden. Onze zussen gingen wel heen, die waren stapelgek op voetbal. M’n moeder is ook enkele keren geweest. Het is wel raar. Twee zoons in het eerste. En dan niet gaan kijken, zeker nu we zelf vader en opa zijn van kleinkinderen, kun je je dat niet indenken.”
Jan: ,,Ze vonden het als gezinsleden ook moeilijk als er kritiek geuit werd. Dat hoorde je als speler zelfs vanaf de tribunes, ook als je op het veld stond. ‘Gaan naar uis’. Dat gemopper als je een bal verkeerd gaf. En altijd dezelfde mensen. Misschien dat sommige ouders daarom niet gingen kijken.”
Jaap: ,,Er mochten nooit ouders mee toen we in de betaald jeugd (A1, red.) zaten, toen we zeventien waren. Alleen Jan Mühren, de vader van Gerrie en Arnold, was altijd mee in de bus. Die regelde toen al het leven van de jongens. Dat ze geen biertje namen en dat soort dingen. Achteraf gezien heeft hij het goed gedaan. Ze hebben allebei het Nederlands Elftal gehaald.”
De broers stonden nadat ze van school kwamen, al snel op de steiger in de bouw. Nog voor dag en dauw in het busje. ,,Dan om vier uur ’s middags kwam je terug en dan snel eten en rennen, om daarna te gaan trainen. Kun je nagaan, dan speelde je in de eredivisie.” Jaap: ,,Ik weet nog van de periode vlak daarvoor, toen we in de betaalde jeugd om het landskampioenschap speelden. De uitwedstrijd bij ADO Den Haag verloren we. Moesten we de return doordeweeks spelen. De spelers van Den Haag waren de hele dag al in Volendam, rustig in voorbereiding. Ik werkte op een bouwtje in Ilpendam en daar stond ik om half zes nog, omdat onze werkmaat Jaap ‘Hoeg’ een lekke band had. Om half zeven begon de wedstrijd, met een paar duizend toeschouwers. Ik kwam in huis, kreeg een flip en m’n tas in mijn hand. Om vijf over zes kwam ik hardlopend het stadion binnen… We wonnen uiteindelijk wel en werden kampioen.”

Wereld van verschil
,,Maar de omstandigheden van toen… een wereld van verschil. Laatst had je die extreem warme omstandigheden. Ik weet nog dat wij destijds een keer moesten trainen met veertig graden. Wij hadden geen bidons met water, zoals nu. Terreinmeester Jaap Jonk (Piel) zette één emmer water op de middenstip en daar kon je, met dertig spelers, je hoofd even in houden. Als je dan nu de luxe ziet die voetballers hebben…”
Jaap: ,,Ik weet nog dat we in de betaalde jeugd zonder systeem speelden, dat we met z’n vijven achter en er vijf daar voor stonden. Vroeg ik de trainer, voormalig eerste elftalkeeper Jaap Keizer (Aaltje), of we een keer met een ander systeem moesten spelen. ‘Wat dan, hebben die spelers van de tegenstander soms twee vaders en moeders? Nee toch. Jij ook niet.’ Met andere woorden, los het maar op.” Jan: ,,Dan zei hij voorafgaand: ‘Bollen, als jullie de nul erin houden tot aan de rust, dan gaan we winnen.’ Dat prentte hij er in, wij deden alles om de nul te houden en als dat lukte, dan wist je dat het in de tweede helft ging gebeuren. En zo werden we landskampioen in de A-jeugd. In die tijd had je ook Thaampie ‘van de Kraaier’, die de voetbaljeugd boks- en judotraining gaf, hij was zijn tijd ver vooruit.”
,,In die tijd werd er nauwelijks gewisseld in het betaalde voetbal, was er ook nooit sprake van doorstroming. Daardoor kon het gebeuren dat spelers heel jong in het tweede kwamen, maar nooit de sprong naar het eerste konden maken, omdat de selectie bijna ongewijzigd bleef.” Jan: ,,Alleen in het jaar dat wij met de betaalde jeugd (A1) Nederlands kampioen werden, toen mochten er meteen acht spelers over naar de A-selectie. Met jongens als Jan Hoogland en Jaap Tol (stein). In die jeugdcompetitie speelden we al tegen Johan Cruijff en Ajax, maar daarna werd Cruijff al overgeheveld naar het eerste. Daardoor konden wij eerste worden.”
Ze debuteerden in het betaalde voetbal toen ze achttien jaar oud waren. Jan: ,,Ik werd door de trainer als middenvelder op de beste speler van PSV gezet, Willy van der Kuijlen. Uiteindelijk speelden we als broers allebei als spil. Dat was helemaal mooi. We voetbalden ook goed en probeerden echt goed samen te spelen, ook al trainden wij minder en werkten we allemaal overdag. Elders in het land had je al semiprofs, hadden voetballers ’s middags vrij.”
Jan: ,,Ik kan me nog wel herinneren dat er best periodes waren, dat je tijdens de training niet vooruit kon komen. Sommige trainers konden dat wel accepteren. Dick Sier (kits) had dan wel eens midden in de winter in de buitendienst gezeten bij Siem Steur. Hard werken in de gure kou. ‘Nou effe lekker trainen’, zei hij dan met een glimlach. Daar moest je je dan maar overheen zetten.” De waardering van bovenaf was niet groot. Jaap: ,,De mensen in het bestuur in die tijd… Wij haalden de halve finale van de KNVB Beker en lootten thuis tegen grote Ajax. Prachtig. Opeens had het bestuur het idee opgevat, zonder het aan de spelers te vragen, om de wedstrijd bij Ajax te spelen. Dat leverde meer geld op. Wij met een paar spelers naar het bestuur toe. En zeiden dat we het niet leuk vonden. Thuis hadden we tenslotte meer kans. We vroegen of er iets tegenover stond voor de spelers. Er werd gewoon keihard ‘nee’ geschud met het hoofd. Terwijl we niks absurds vroegen.”
Jan: ,,We hebben wel eens hommeles gehad met contractbesprekingen. Vroegen we een keer een paar centen meer. Je kreeg duizend of vijftienhonderd gulden in een jaar. Werden we wat mondiger, in de hoop dat we een keer wat meer krijgen. ‘Ik doe het niet voor dit bedrag’, gaf ik aan. Zei Pé Mühren, de stadionspeaker, die toen ook bij dat gesprek zat. ‘Dan stop je toch lekker’.”
Jaap: ,,Volendammers werden wat dat betreft niet meegeteld.” Jan: ,,Je had niks te vertellen. Enkele dorpsgenoten van stand maakten de dienst uit. Terwijl er soms wel tienduizend mensen op de tribunes zaten. En waar dat geld van de opbrengst heen ging… We hadden nog mazzel dat enkele middenstanders, supporters, ‘Uniek Volendam’ vormden. Die hadden geld opgehaald en daar kreeg je dan wel eens een extraatje van. Die hadden wel de waardering.”
,,Het bestuur handelde heel vreemd. Ik weet nog dat enkele spelers, Jan Jonk (de Kip), Dick Sier (kits) en Klaas Plat, een jaar of 28 waren en jaren achtereen in het eerste hadden gespeeld. Kregen ze tijdens de zomerstop een briefje thuis, dat ze niet meer tot het eerste behoorden. Dat was een gekke gewaarwording, Zonder overleg, zonder bedankje. Zo zijn veel oud-spelers nooit meer naar het stadion geweest. Gewoon verbitterd.”

‘Ik had misschien
Europees kunnen spelen,
maar Volendam hield
het tegen’

Jaap: ,,Als we toen toch een makelaar hadden gehad, zoals spelers die nu al op jonge leeftijd hebben. Dan had mijn carrière ook heel anders kunnen lopen. Rinus Israël ging in 1966 van DWS Amsterdam, waarmee hij in ’64 landskampioen was geworden boven Ajax, PSV en Feyenoord, naar Feyenoord.” DWS won in die jaren internationaal van clubs als Fenerbahce, Atalanta Bergamo en Chelsea. Een Volendammer, Japie Schilder, werkte bij de voorzitter van DWS en kwam bij m’n moeder an de deur, dat meneer de voorzitter een gesprek wilde me mij. Op zaterdagochtend wij twee ventjes, ik achtien en Jan zestien, met de bus naar het Damrak. Die meneer zat op zijn kantoor en vroeg daar of ik het jaar erna bij DWS wilde voetballen. Israel zou van DWS naar Feyenoord gaan. Bij Volendam had ik geen contract en in Amsterdam kon ik veel geld verdienen. Ik wilde graag. DWS kwam naar Hotel Spaander om met Volendam te praten. Daarna kwam Hein Schilder (van Madoet), bestuurslid die over het geld ging, bij mijn moeder thuis. Bijna huilend. Hij praatte niet tegen mij, maar probeerde op het gemoed van mijn ouders in te spelen. ‘Nou gaat jullie zoon naar de stad’. Pas op het einde vroeg hij mij ‘wil jij nog steeds daarheen?’. Ik zei ja. Ik hoorde vervolgens niks van Volendam, tot Japie Schilder met ons huis belde en vertelde hoe het was afgelopen. DWS bood veertigduizend en Volendam vroeg tachtigduizend gulden. Ik kon fullprof worden. Dat was uniek. Omdat Volendam zoveel geld vroeg, ging het niet door. Anders had ik een hele andere carrière gehad. Had ik misschien Europees voetbal kunnen spelen.”
,,Aan het eind van het seizoen schreef ik een brief naar de VVCS, in 1961 opgericht. Toen kreeg ik een brief terug dat Volendam mij nog zo’n tweeduizend gulden bij moest betalen. Had recht op percentage van het aanbod. Ging ik met die brief naar secretaris Jan Plat. Nou, het leek wel of ik de club bestal, zo reageerde hij.”
Later kwamen de broers Israel tegen toen die net met Feyenoord (in 1970) de Europa Cup 1 (Champions League) had gewonnen. ,,Twee weken daarna moesten wij naar De Kuip. Feyenoord had echte kerels als Van Hanegem, Jansen, Kindvall, Israël, Laseroms. Speelden we – nadat grote Europese succes – voor 48.000 mensen, dat stadion werd gek van enthousiasme. Dan stond je al 2-0 achter terwijl het nog moest beginnen. Uiteindelijk verloren we met 3-1.” Jan: ,,Ik weet nog dat er een dieptebal kwam, die over me heen ging. Kindvall sprintte en ik dacht er is één manier: een omhaal. Ik raakte gelukkig de bal en niet de spits van Feyenoord, maar hij liep wel tegen me op en ging naar de grond. Scholden zo’n veertigduizend mensen me uit voor ‘viezerik, viezerik’. Zat onze zus Neel in het Volendams op de tribune, die kreeg het ook te verduren.”
Jaap: ,,Maar daar mogen spelen, dat was eindeloos. Je was vooraf wel zenuwachtig, ik had dat sowieso bedroefd. Moest voor de wedstrijd drie keer naar de wc, in een tijd van tien minuten. Als ik op het veld stond, had ik er geen last van.” Jan: ,,Ik had dat gelukkig niet, vond het mooi om tegen die ploegen uit te komen die Europa Cup speelden en zelfs wonnen. Ik kreeg daar een kick van.” Jaap: ,,Dat was ook een droom. Maar je had ook spelers die door de spanning geen bal raakten. Die haakten dan af, terwijl zij beter konden voetballen dan wij.”
Jaap: ,,Ik had een gek dingetje, ik gaf mijn spits altijd even ruimte en zodra-ie dan werd aangespeeld, was ik al onderweg en met een goede timing had ik dan de bal. Als het moest naast de bal óók de tegenstander. En ik heb maar één keer een gele kaart gekregen. Dat was met een doorgebroken speler, ik moest ‘m wel pakken. De tegenstander ging onderuit en ik dacht dat ik zijn been gebroken had, maar het bleek dat mijn eigen been gebroken was…”

Doodzonde
Jan: ,,Toen Klaas Vracht stopte, maakte trainer Hans Croon mij aanvoerder. Ik was 22. Dat moet wel in je zitten, het voortouw kunnen nemen. Dat gaf me een goed gevoel. Het was doodzonde dat ik niet veel later geblesseerd raakte.” Jaap: ,,24 jaar, dat was erg jong.” Jan: ,,We trainden voor het nieuwe seizoen en ik voelde dat er iets niet goed zat. Ik heb een tijdje ‘gedokterd’, zat op een gegeven moment elke week bij Ajax-verzorger Salo Muller, daar kon ik terecht. Ik bleek teveel kalkvorming te hebben in de enkel. Kreeg ik in Amsterdam dertien weken lang een spuit in de enkel. Dan liep ik telkens weer redelijk en Joep Steur wilde als trainer dat ik meedeed, maar ik kon geen wedstrijden spelen, ik kon niet meer sprinten. Het spul wat er in ging, was natuurlijk niet goed. Maar ik wilde natuurlijk voetballen. Na dertien weken stopte ik er mee. Uiteindelijk ben ik geopereerd, maar ze hadden de kunde niet om het kalk weg te halen. Vijftien jaar geleden ben ik er opnieuw aan geopereerd, toen hadden ze wel de techniek waar ze vijftig jaar eerder niet over beschikten.”
,,Maar op m’n 24e kon ik niet meer voetballen, omdat de afwikkeling pijn gaf. Dat heeft wel zeer gedaan. Ik was basisspeler, superfit en opeens was het klaar. Doodzonde.” Jaap: ,,Dat is verschrikkelijk, in de bloei van je leven als voetballer.” Jan: ,,De sfeer die we hadden, met allemaal Volendammers, dat was zó mooi.” Jaap: ,,Dat was de mooiste tijd. Daarom waren wij zo gemakkelijk en accepteerden maar dat we niet zoveel geld kregen. Je was blij dat je met je dorpsgenoten in het eerste mocht voetballen. Tuurlijk was het niet goed, dat die enkeling van buiten later meer kreeg en jij niet, maar dat accepteerde je maar.”
Jan: ,,De ochtend na de wedstrijd zat je dan weer met je werkkloffie in het busje naar een bouwtje. En dan in die bouwkeet, dan kwam er een dag na de wedstrijd soms geen goed woord uit. Dat was kritiek, maar ook een soort humor. Een Volendammer zei niet tegen jou hoe goed je was. Tuurlijk deed dat je wat, die kritiek. Ook die mannen die luidkeels vanaf de tribune schreeuwden. ‘Gaan naar huis’, hoorde je dan, als je op het veld liep en een foutje had gemaakt.” Jan: ,,Als je dan na de wedstrijd gedoucht onder de oude tribune kwam, dan kreeg je steevast van de man van de kantine als eerste een uitval naar je hoofd geslingerd. Zaten ze allemaal aan een biertje te lachen. Dat moesten sommige mannen even kwijt en daarna kon je weer verder samen.”
,,Laatst werd ik op de dijk aangehouden door een man uit ‘de Noord’. Hij herkende mij van afstand, als voetballer van toen. En noemde ons elftal van vijftig jaar geleden op. ‘Vanuit Noord Scharwoude ging ik als tienjarig jochie op zondagochtend bij mijn vader achter op de fiets, naar jullie uitwedstrijd’, zei hij. Prachtig was dat. Die aantrekkingskracht? Omdat we een klein dorp hadden en met eigen jongens speelden. Dat gaf die charme. Overal waar we kwamen, trok het extra mensen naar de stadions. En je hoorde later van oud-tegenstanders dat ze Volendam een unieke plek vonden om hier te mogen voetballen.”
,,Maar dat we met zo weinig inwoners en allemaal Volendammers op eredivisieniveau voetbalden, geeft aan hoeveel er met de bal werd gedaan vroeger. En de ene keer promoveerden we en dan degradeerden we weer.” Naast ‘De Knoest’ maakten ook Jany Schilder, die eerder naar Sparta was getransfereerd en terugkeerde, en Klaas Karregat (blubber) deel uit van de oude garde. Jaap Jonk (Bol) leek ook op weg naar honderden wedstrijden in het eerste, maar plots kwam daar verandering in. ,,Ik was dertig, mijn vrouw was weer zwanger en ik werkte nog steeds als voetballer, bij het bedrijf van bestuurslid Hein van Madoet. Vroeg ik Hein of ik ‘s middags vrij kon krijgen. De spelers die van buitenaf kwamen, mochten dat wel. Maar het ging mooi niet door, ik kreeg geen toestemming. Toen ben ik plotseling gestopt, terwijl ik superfit was.”

‘Dat we met zo
weinig inwoners en
allemaal Volendammers
op eredivisieniveau
voetbalden, geeft aan
hoeveel er met de bal
werd gedaan vroeger’

,,Ging ik bij de zaterdag-1 van de RKAV voetballen. Wonnen we meteen de beker voor amateurs, terwijl we op dat moment in de tweede klasse speelden, dat was ook uniek. Ik heb tien jaar bij de zaterdag-1 gevoetbald en ben jeugdtrainer geworden. Dat heb ik veertig jaar gedaan. Wat de FC betreft, heb ik elk jaar een seizoenkaart gekocht en ik zit nog steeds in het stadion. Dat geldt zeker niet – en dat is jammer – voor alle oud-voetballers.”
Jan: ,,In het begin had ik ook een vaste kaart, maar ik kijk altijd erg kritisch. Als het dan vijf weken achtereen slecht is, of een bepaalde speler is in mijn ogen niet toe en die blijft staan, dan kan ik zomaar een tijdje niet heen gaan. Gaandeweg zijn er steeds meer spelers van buitenaf gekomen en als die jongens beter zijn, kan ik dat accepteren. Als dat niet het geval is, wat vaak genoeg gebeurd is, dan vind ik dat doodzonde voor onze eigen jongens.”
,,Ik ben vier jaar trainer geweest bij de B1-/B2-selectie van de RKAV. Dan stopte ik er heel veel tijd in en bekeek ik ook wedstrijden van bijvoorbeeld de C-tjes. Dan gebeurde het ook dat we voor aanvang van het seizoen zes nieuwe jongens van buiten kregen, die waren gescout vanuit de FC. Bleek dat die jongens ook zeven wedstrijden achtereen móesten spelen, wat betekende dat Jan Zwarthoed (gokker) en ik Volendamse jongens op de bank moest laten beginnen. Dat kon ik niet over mijn hart krijgen. Na een paar weken zette ik dan de Volendammers er weer in, dan waren de rapen gaar bij de FC-opleiders. Heb ik bedankt. Ik stopte er zoveel energie in en wilde niet dat mij zoiets werd opgelegd. Als ik dan ging kijken, zag ik dat er weer Volendammer jongens op de tribune zaten.” Jaap: ,,Ik hoefde daarom ook geen hogere selecties te trainen, wilde me daar niet in mengen en deed het vooral voor m’n lol. Ik ga niet in discussie met mensen die denken dat ze het weten.”
,,Zoals het nu gaat, is prachtig. Iedereen gunt het Wim ‘Spijker’.” Jan: ,,Ik blijf kritisch, maar bezoek vaak de trainingen die Wim Jonk en zijn mannen geven en daar kan ik van genieten.” Broer Jaap knikt instemmend. Zijn kleinzoon Lex Veerman is doorgestroomd naar Jong FC Volendam en mocht zelfs meetrainen bij het eerste. ,,Dat is prachtig. Terwijl hij in de Onder-17 twee jaar geleden nauwelijks aan spelen toekwam.” Jan: ,,Dat liet de clubleiding toen gewoon toe. Het scheelde maar weinig of hij was weg bij de FC en dan zou je weer een Volendammer – een mooie voetballer ook nog – kwijt zijn. Gelukkig krijgt hij nu weer een kans. Er is nog veel werk in te verrichten. Nu is een jongen als Milan de Haan op zeventienjarige leeftijd van de RKAV naar de FC overgeheveld, maar dat zou vaker kunnen. Neem zo’n Wessel Stuijt van de zaterdag-1. Laat ze meetrainen.” Jaap: ,,In de huidige tijd ben je er niet zomaar als voetballer. Nu begint het pas. Je moet zelf alles geven en je hebt ook geluk nodig.” Jaap kijkt op zijn klokje. ,,Het is vrijdag. Visdag. Ik ga visjes bakken voor ons en de kleinkinderen, want als de bap ze bakt, zijn ze toch het lekkerst…”

 

Fotogalerij

Sloop hoekwoning in Kap. Ruiterstraat

De hoekwoning Kapelaan Ruiterstraat 1 is onder de sloophamers verdwenen. Op de vrijgekomen plaats zal een nieuwe woning gebouwd gaan worden. Het is de eerste woning van deze rij woningen in de Kap. Ruiterstraat die gesloopt is.

 

Op het Korea, zoals deze woonwijk genoemd wordt omdat deze in de 50-er jaren van de vorige eeuw tijdens de Korea-oorlog gebouwd is, zijn in enkele straten al verschillende woningen gesloopt en nieuw gebouwd, zoals o.a. in de Prinses Beatrixstraat, Prinses Margrietstraat en de Kathammerstraat.

Nu dus ook een woning met sloop en nieuwbouw in de Kapelaan Ruiterstraat. Dat zullen er in de toekomst ongetwijfeld nog meer worden, want na 70 jaar voldoen de meeste huizen in deze woonwijk niet meer aan de huidige woon- en milieubesparende eisen.

Fotogalerij

Nieuwe onderzoekslocatie en kweekfaciliteiten voor Glasaal

Onder grote belangstelling van verschillende geïnteresseerden en enthousiaste investeerders opende burgemeester Lieke Sievers op zaterdag 12 september het nieuwe en grotere onderkomen van Glasaal Volendam BV aan de Nijverheidsstraat 5 in Edam.

 

In hun missie om jonge glasaal te kweken is het de wetenschappers van Glasaal Volendam B.V. inmiddels gelukt om de volwassen palingen te laten paren, de bevruchte eieren te behouden en de glasaal larven langdurig in leven te houden. De laatste uitdaging ligt in het doorkweken van de larven tot glasaal (jonge paling).

Vanwege de voortgang in het onderzoek werd het voormalige pand aan de Morseweg te klein. Aan de Nijverheidsstraat is een compleet nieuwe faciliteit ingebouwd, met meer ruimte en gloednieuwe systemen voor de palinglarvekweek.

Fotogalerij

In de Nivo van vandaag, 16 september 2020

Wij wensen iedereen veel leesplezier met onder andere de volgende onderwerpen:

• Gesprekken Middengebied en Singelwijk krijgen vervolg
• Hoog spel rond 161 hectare Purmer
• Glasaal Volendam BV verhuist naar grotere locatie met nieuwe faciliteiten
• Nancy Keizer weet nog steeds niet wie zij tijdens rampnacht bijstond
• Afscheid van Mei Ling Sieraden met een lach en een traan
• Filantroop Jolanda Koning zet zich in voor Gambiaanse gezinnen
• RKAV-voorzitter over t-splitsing: ‘Nieuw verkeersplein het meest ideale plan’
• Stichting OOPOEH zoekt senioren en oppashonden in de gemeente
• Bedrijfsorganisaties pleiten voor ruimte voor bedrijvigheid in regio

Fotogalerij

Gebrek aan scorend vermogen breekt FC weer op

Twee thuiswedstrijden, de ene een kopie van de andere. Vrijdagavond schiep FC Volendam zich legio kansen, maar ging met 0-1 onderuit tegen Jong FC Utrecht. Dinsdagavond had de ploeg van trainer Wim Jonk tegen NEC ook tot middernacht kunnen voetballen, maar het zou toch niet scoren. Althans, in de blessuretijd, viel alsnog de 1-2. Om vervolgens in de laatste minuut heel knullig de 1-3 weg te geven.
Door Eddy Veerman

Waar de oranjehemden vrijdag overweldigend begonnen en het een wonder was dat er geen goal viel, daar mocht men tegen NEC na een nog goede beginfase zelf van geluk spreken dat het bij 0-0 bleef, dankzij Nordin Bakker en de lat. Het bleek een voorteken, want na een korte sterke periode van Volendam, dat hoog druk zette en dankzij snel positiespel enkele keren dreigend doorkwam maar de Nijmeegse doelman redde op schoten van Franco Antonucci en Boy Deul, deed NEC de thuisclub pijn.
Halverwege maakte het uit een prachtige aanval de 0-1, terwijl het bij Volendam goed leek te staan. Leek, want toen de bezoekers de bal snel van kant naar kant lieten gaan en spelers slim tussen de linies gingen lopen, wist Volendam niet waar zij het zoeken moest en was er ook geen communicatie. Dat maakte dat het in de 27e minuut zelfs 0-2 werd.
Volendam zelf bleek wederom teveel kansen nodig te hebben om tot scoren te komen. Een fraai krullende bal van Antonucci zeilde rakelings naast, Boy Deul strandde op de doelman en een kopbal van Marco Tol viel op de lat. Mike Eerdhuijzen en Deul bleven in de rust in de kleedkamer. Aan de kant van de ingevallen Ibrahim El Kadiri en Antonucci ontstond heel veel dreiging toen Volendam NEC na rust vastzette. De opbrengst was echter schaars. Antonucci zag de keeper redden en die was blij dat Martijn Kaars bij een open kopkans de bal recht op hem af knikte.
Antonucci moest zich, zoals verwacht, na 67 minuten – met kramp – laten vervangen. NEC kwam niet één keer bij het Volendamse doel. In de slotfase moest de bezoekende club toch vrezen, toen de bal uit een scrimmage voor de voeten van Martijn Kaars viel en die had nu een leeg doel voor zich: 1-2. Een laatste aanval restte Volendam nog, maar daar waar ze tot dan in de tweede helft heel sterk hadden opgebouwd, daar kozen Nordin Bakker en Alex Plat weer voor die oplossing maar dan te dicht op elkaar. Het was gedoemd te mislukken en dat ging het ook. Rangelo Janga mocht er van profiteren: 1-3.

 

Fotogalerij

Wim Jonk: ‘Gehoopt dat we verder waren dan dit’

,,Het gaat erom dat je afspraken maakt en met elkaar en energie levert, dat waar we dagelijks mee aan de slag zijn. Je zag nu een ploeg die een beetje vocht tegen zichzelf, best nog goed begon, maar al vrij snel, er gebeurden een paar dingetjes, uit verband raakte. En daar speelde de tegenstander goed op in”, analyseerde trainer Wim Jonk na de 1-3 nederlaag tegen NEC.
,,Alles was vooraf duidelijk en toch zie je dat het onrustig is en dat we elkaar in het veld niet op dingen aanspreken en daar heb ik moeite mee. Dan zie je dat het passief wordt in bepaalde situaties, met name zonder bal, en passief zijn in het voetbal is regel voor chaos. In die fase van de eerste helft was het onsamenhangend.”
Door Eddy Veerman

,,Als trainer ga je zoeken waar het dan in zit, dat spelers het zo uitvoeren. Het deed uiteraard iets met de ploeg dat ze een paar dagen geleden tegen Jong FC Utrecht acht opgelegde kansen kregen en niet scoorden. Vanavond vallen de eerste paar ballen weer net niet, de keeper van NEC pakt wat ballen en na rust kregen we ook kansen. Dat je niet tot scoren komt, roep je op een gegeven moment ook over jezelf af. Het is heel teleurstellend en dan is er werk aan de winkel. Dan moet je de ploeg weer bij de hand nemen en teruggrijpen op de basisdingen die je met elkaar hebt afgesproken. Dat is je houvast. Deze ploeg heeft niet de ervaring om, wanneer de houvast wegvalt, de boel bij elkaar te brengen. Daarin schieten we tekort. Dan zijn spelers vooral met zichzelf aan de slag, terwijl je het met elkaar moet oplossen en elkaar best af en toe de waarheid mag zeggen. Dat moet zelfs. Dat ontbreekt. Zo ver zijn we dus nog niet. Ik had gehoopt dat we verder waren dan dit.”
,,Kennelijk zit er ook spanning op bij een aantal jongens, want ze zijn superfit, maar lopen toch voor het einde van de wedstrijd leeg qua energie. Tuurlijk weet ik ook dat als je wel vrijdag of in deze wedstrijd eerder scoort, je door een barrière heen bent.”
Op enkele momenten, zowel vrijdag tegen Jong FC Utrecht bij de tegengoal, als tegen NEC bij de doelpunten, deed het ontbreken van Kevin Visser en Micky van de Ven, zich keihard voelen. Dan ontbeert het spelers aan weten hoe in te grijpen, positioneel te staan of medespelers te coachen. ,,Dan mis je leiderschap. Je hoort spelers elkaar niet coachen. Maar een regel bij ons is ook, dat we compact blijven spelen als team, dus als je een bal voorwaarts speelt, je ook voorwaarts beweegt. Je mag niet stil vallen. En dat zie je toch regelmatig gebeuren. Kennelijk zit er teveel spanning op bij een aantal jongens.”
Zo heeft Volendam vroeg in het seizoen twee teleurstellende eindresultaten te pakken in thuiswedstrijden, waar het in de voorbereiding nog wel won bij De Graafschap en Cambuur, omdat het zeer doeltreffend was in de afronding van de kansen. ,,Nu krijgen we ze ook, maar scoren heel moeilijk. En zo’n derde tegengoal, dat kan écht niet, zo elkaar inspelen terwijl je nog voor je laatste kans vecht…”
Vrijdag wacht alweer de uitwedstrijd tegen Helmond Sport. ,,Het is ook heel leerzaam wat er gebeurt. Het is een ploeg die net in Schwung is of net uit Schwung valt en dan heb je elkaar nodig om even de punten op de i te zetten. Als dat ontbreekt, kun je het vergeten. Dus we moeten terug naar de basis en de afspraken. Vooral de afspraken als we de bal niet hebben.”

Fotogalerij

Bermbrandje op het Edammerpad

Dinsdagmiddag rond 17.00 uur was er een bermbrandje in de bosschages langs het Edammerpad. Er was nog behoorlijke rookontwikkeling. Omwonenden kwamen meteen in actie en met emmers water ging men het vuur te lijf.

 

Uit de vaart werd water opgeschept met de emmers voor het blussen. De gealarmeerde Brandweer Volendam rukte ook uit en de brandweerwagen werd bij het bruggetje op de Bootslot gestald.

De waterspuit werd nog wel uitgerold, maar hoefde niet ter hand genomen te worden, want het vuur was reeds geblust door de oplettende omwonenden. De brandplek werd nog omgewoeld door de brandweerlieden, zodat het vuurtje niet meer kon aanwakkeren.

Fotogalerij

Dick en Jannig zetten als omwonenden alle deuren open op 01-01-01

‘Kan er wel over praten, maar niet zonder tranen’

Op 1 januari is het straks 20 jaar geleden dat Volendam breaking news was in Amerika (CNN) en Groot-Brittannië (BBC). Nederland raakte geschokt, omdat tientallen feestvierende kinderen – van buiten en van binnen – verwond raakten door (de Nieuwjaars)brand in bar De Hemel. Veertien jongeren kwamen te overlijden, duizenden mensen waren betrokken. Families, vrienden, omwonenden, hulpverleners, ooggetuigen, velen raakten getraumatiseerd. Naast de vele drama’s bracht de nasleep ook onvoorstelbare veerkracht en verrassende soms ontroerende gebeurtennissen met zich mee in de twintig jaar daarna. De Nivo brengt vanaf een reeks verhalen met mensen uit die betrokken groep. Vandaag Dick Tol (Bolle) en zijn vrouw Jannig Tol-Veerman, die als omwonenden direct hulp boden.
Door Eddy Veerman

Het is zaterdagmiddag en een heuglijke ook. Kleinzoon Dion maakt zijn debuut als keeper in Jong FC Volendam, dat in de Tweede Divisie uit komt. Dat betekent dat ook voor diens broer Gerry – verhuist van FC Volendam naar IJsselmeervogels – de competitie begint. Toch staat opa Dick niet langs de lijn. Ook niet als de middelste van de drie voetbalbroers, Jari, in de FC speelt. ,,Ik ben al 25 jaar niet in het stadion geweest. Ik leef wel mee met wat de jongens doen.”

[ads id=66]

,,En we zijn wel trots op onze kleinkinderen”, vult zijn vrouw, één van de twaalf kinderen uit het gezin Veerman ‘Reus’ aan. Ze betraden hun huidige woning aan het Pellersplein in 1996, daar waar Dick opgroeide. ,,En toch, de dijk is zó dichtbij, maar ik kom hier nooit”, zegt hij, als we via het trappetje omhoog gaan en naar beneden lopen voor de foto. ,,Is dat daar nou De Hemel?”

Kopje onder
,,Als kind heb ik daar, bij het water, genoeg gespeeld. En meegemaakt, want meerdere gezinnen uit onze buurt verloren een kind dat al spelend hier verdronk in de haven. Ik heb er zelf ook twee keer in gelegen. Eén keer speelden we op de viskaren en viel ik in het water. En die keer dat ik door het ijs zakte, tussen de botters. Kopje onder ging ik, dat vergeet ik nooit meer. Cas Schilder (van Madoet) heeft me eruit gehaald.”
,,Nee, we hebben er niet minder door geslapen”, zegt Jannig op de vraag of een en ander is losgekomen nadat hen werd gevraagd om hun verhaal te doen. ,,Maar ik moest er wel aan denken, want we zouden vandaag twee ‘slapers’ krijgen, zoals we die nacht ook twee kleinkinderen hier te slapen hadden. Gerry en Jari, toen vijf en drie jaar oud.”
,,Zoals vaker zaten we die avond van oudjaar in de bank televisie te kijken en zagen we groepjes jongeren voorbij lopen, om de dijk op te gaan. ‘Kijk, gaan ze weer’, zei ik dan tegen Dick”, kijkt ze achterom, alsof die avond van twintig jaar geleden gister was. ,,En binnen een half uur was het een hel…Ik heb het gelukkig wel een plekje kunnen geven, maar Dick had er veel meer moeite mee.”
,,Toen het nieuwe jaar net was aangebroken, zagen we – door het raam kijkend – iets geks.” Dick: ,,Een enorme zwarte rookwolk.” Jannig: ,,Wat ze nou toch hebben afgestoken… Zo zeiden wij tegen elkaar.” Dick: ,,Achteraf gezien was die rook door de zuiging vrij gekomen uit De Hemel, toen daar de ramen in gingen en deuren open gingen.”
Jannig: ,,Even later stonden er opeens twee jongens voor ons raam. Ik deed de deur open en een zoon van Cees de Wit zei meteen ‘Bel 112, want Het Hemeltje staat in de fik’. Ik schrok en belde meteen. ‘Ziet u vlammen?’, werd mij gevraagd. Ik zag geen vlammen. Als dat zich zou voordoen, moest ik weer bellen… Die jongens bleven het mij vragen en pas bij mijn derde telefoontje werd me aan de andere kant van de lijn gezegd dat er ambulances onderweg waren… Ik heb alles wel een plek kunnen geven, maar eigenlijk vond ik dat het allerergste, dat telefoontje vergeet ik nooit meer. Waarom werd er niet meteen werk van gemaakt?”

‘Ons huis, boven in
de badkamer en beneden
in de huiskamer en keuken,
was volgelopen met
slachtoffers, hulpverleners.
Naderhand liep er ook
politie en brandweer
in en uit’

,,Met de deur nog open, zagen we dat drie jongens op ons huis af kwamen, waaronder Ruud Tol (babbet) en Klaas Buijs. Vanaf dat moment zaten we er middenin… Je zag de vellen hangen, dus we wisten dat ze meteen onder de kraan moesten. Ze begonnen meteen te vertellen over wat er was gebeurd, dat ze nog net weg konden komen. Ik belde een huisarts en dat ging ook niet soepel, want op dat moment belde het hele dorp met elkaar.”
,,Net als onze dochter Eva kwam ook onze zoon Theo, die áltijd in De Hemel zat met zijn vriendengroep maar niet met oudjaar, halfzacht thuis, maar hij was op slag nuchter en begon met zijn vriendin te helpen, want in een mum van tijd was ons huis, boven in de badkamer en beneden in de huiskamer en keuken, volgelopen met slachtoffers, hulpverleners. Naderhand liep er ook politie en brandweer in en uit.”
,,Boven zat ook een jongen en toen we zijn naam vroegen, bleek het om Evert Voortman te gaan. Hij had behoorlijke brandwonden. Zoiets hadden wij nog nooit gezien. Ondertussen kwam Johan Bond (boetie) langs lopen en hij vroeg of we de garagedeur wilde openen met de lichten aan, zodat daar gewonden terecht konden. Het was vooral in ons huis, waarvan de achter- en voordeur, ondanks de ijskou, gewoon open stonden, te doen. Het was een komen en gaan van mensen. Esther Veerman, vriendin van Eva, zat hevig geschrokken in de keuken te praten met Fred de Boer.”
,,En in de hectiek hadden we niet het besef om buiten aan de mensen te vragen of misschien de ouders van Evert Voortman aanwezig waren, wat achteraf gezien wel het geval was.” Dick was naar buiten gegaan. ,,Ik zag hier in de straat een paar jongens op barkrukken zitten, met brandwonden en loshangende vellen. Die werden nat gesproeid door brandweermensen. Dat beeld vergeet ik nooit meer. Eén van de brandweermensen zei dat Evert bij de brandweerkazerne moest worden gebracht. Onze zoon Theo pakte, ondanks dat hij beschonken was, de auto en reed Evert daar naar toe, terwijl het gewondennest achteraf gezien vlakbij op het Europaplein was ingericht.”

Kaart
Dick: ,,Om de haverklap kwamen er ouders van kinderen aan me vragen ‘heb je misschien die of die gezien?’ Evert Kok zocht zijn dochter Anja. Had ik nog gezegd dat ik haar net voorbij had zien gaan, maar dat bleek zijn oudste dochter Manon te zijn, een vriendin van onze dochter Eva. Zo kwamen er ook jongens vragen of we Nico Kwakman (Ballap) hadden gezien. Beide, Nico en Anja een half jaar later, zouden tot de overledenen behoren.”
,,Verschrikkelijk…”, vervolgt Jannig. ,,Al die tijd lagen onze kleinkinderen boven rustig te slapen. En we hebben er ook geen minuut aan gedacht om te kijken of ze wakker waren geworden. Want ook later in de nacht bleven er mensen komen, even praten. Dan zette ik weer koffie. Op Teletekst zagen we toen al dat er vijf jongeren overleden waren. We hebben niet geslapen die nacht.”
De nasleep begon. ,,De volgende dag stonden ze met de camera van RTV Noord-Holland op de stoep. We waren niet in staat te vertellen wat er die nacht was gebeurd, maar ze vroegen ook of ze de badkamer mochten zien. Wegwezen, die sensatiezoekers wilden we niet. Weet je wat wel bijzonder was: zes jaar eerder was ik met enkele familieleden bij mijn broer Jaap in Jemen geweest. Hij was chirurg in het Midden-Oosten. We hadden daar een gids, die graag had willen vluchten naar het westen, maar dat kon niet. Toen de Nieuwjaarsbrand was geweest, kreeg ik opeens van hem een kaart met lieve boodschap vanuit Jemen, want ze hadden het nieuws gezien op CNN.”
Dick kijkt indringend. ,,Een paar weken na de ramp ging ik ’s morgens vroeg om kwart over zes naar mijn werk en zag ik Jan Veerman (dekker), de eigenaar van de barren waar het gebeurde, hier tegenover staan. We waren vroeger buurjongens. Stond hij daar te janken…” Dick houdt het zelf ook niet droog en herhaalt met trillende stem wat zijn oude schoolvriend zei: ‘Dit heb ik toch ook niet gewild…’. Die grote Jan ‘Dekker’. Hij is van de week begraven en heeft na die ramp een zwaar leven gehad. Jan had zeker zijn eigenaardigheden, maar was geen verkeerde man.”

‘Ik heb naderhand
geen gebruik gemaakt
van de nazorg en dat
had ik achteraf gezien
wel moeten doen’

Jannig knikt. ,,We waren in de eerste periode daarna zelf ook lamgeslagen.” Dick: ,,Ik heb naderhand geen gebruik gemaakt van de nazorg en dat had ik achteraf gezien wel moeten doen, want ik heb er wel wat aan over gehouden. Pijn en jeuk over mijn hele lijf. Het heeft een tijd geduurd voordat ze wisten wat het was: artritis psoriatica. Mijn nagels vielen er op den duur gewoon af.”
Jannig: ,,Dat is een traumatische reactie geweest. Later is hij daardoor uit zijn werk geraakt. We hebben destijds nog een avond in De Jozef gehad om er over te praten. Dick ging niet mee, maar had er veel meer last van, vanwege wat hij heeft gezien. Dick is niet zo’n prater.” Dick: ,,Ik kan er wel over praten, maar niet zonder tranen.”
Jannig: ,,Als er een arbo-arts op visite kwam, dan sloeg Dick dicht. Er komt altijd emotie bij, als het over dit onderwerp gaat.” Dick: ,,Dat komt van binnenuit. Ik heb het wel vaker, ook met iets anders.” Jannig: ,,Maar het is gekomen na de ramp. En het is goed om er over te praten. Gelukkig heeft hij nog rooie wangen, dus hij is gezond. En we konden er thuis met ons gezin ook goed over praten.”
,,Al snel hadden we destijds contact met de ouders van Evert Voortman. Die waren dankbaar en we hoorden dat het langzaam beter ging met hun zoon en daar waren wij natuurlijk heel blij om. Het was hem bijna niet meer aan te zien, terwijl die nacht… Uiteindelijk is hij piloot geworden, dat is natuurlijk prachtig.”
Dick: ,,Het heeft ook weer een hoop gebracht, van een ramp kun je ook leren, want lauw water is het best.” Jannig: ,,Later zijn we uitgenodigd voor de Bedankdag, die was georganiseerd in De Opperdam. Dat was heel bijzonder.”
Dick: ,,Als je kijkt, hoe het nou met de jongeren gaat die toen zo gewond waren, dat is zó knap. Vanuit onze viswinkel had ik met Lou Snoek te maken, die jongen was en is áltijd vrolijk. Dat zo veel jongeren zo goed in het leven staan, dat is top.”

Beschadigd
Jannig: ,,Misschien zit het ook in ons Volendammer volk. Ik deed aan bowlen en daar kwam Linda Jonk, waarvan de vingers ook beschadigd waren, dan ook als jonge meid. Als ik er dan zo mee geconfronteerd werd, dan dacht ik wel: onze gezin van de ‘Reusen’ is zo groot, met zoveel kinderen en kleinkinderen, en dan niet één die er bij betrokken was. God zij dank.”
Dick: ,,Ik weet nog goed dat we tijdens die kermis vóór de Nieuwjaarsbrand als vader en moeder even bij zoon Theo gingen kijken in De Hemel. Toen keken Jannig en ik elkaar aan. Als hier iets gebeurt…” Jannig: ,,Wat zullen die kinderen in die minuten toch hebben doorgemaakt…”
Ze kijkt om zich heen vanuit de bank. ,,De ochtend na die nacht zag het er hier niet uit. De vloerbedekking, de matten in de gang, alles was zwart en smerig. Zeiden mensen dat we dat aan moesten kaarten, maar dat durfde ik niet, want er waren zoveel mensen met echt leed. Uiteindelijk zei iemand van de gemeente dat we er echt werk van moesten maken en uiteindelijk kregen dat we vergoed.”
,,Nu het, twintig jaar later is en ik zoals van de week het verhaal van John Veerman in de Nivo las, dan grijpt dat je aan.”
,,Het leven gaat door, al gebeuren er nog zulke erge dingen als toen”, zegt Dick. ,,En wij staan nog hetzelfde in het leven als we deden”, merkt Jannig op. Ze tellen hun zegeningen. ,,Zó dichtbij, maar dat ons niets overkomen is, daar zijn we dankbaar voor. Alleen, als Dick zo emotioneel wordt, word ik dat ook”, kijkt ze naar haar echtgenoot. ,,Als je zo lang met elkaar bent, word je toch één”, lacht ze.

Fotogalerij

Heksenkring in de W. Nieuwenkampstraat

Op het grasveld naast de woning van Jan Bloemenweelde op de hoek W. Nieuwenkampstraat-Jo Spierstraat is van paddenstoelen een vrij grote heksenkring gegroeid. Een cirkel van paddenstoelen wordt vaak een heksenkring genoemd.

 

In vroegere tijden dacht men dat ze werden veroorzaakt door dansende heksen of elfen. Vooral het van de ene op de andere dag ontstaan van deze natuurlijk gevormde paddenstoelen cirkels droeg bij aan dit bijgeloof.

Rond 1807 was er een wetenschapper die kon aantonen dat een heksenkring uit schimmels bestond. Heksenkringen zijn vooral goed zichtbaar op de keurig gemaaide grasvelden in de stadsparken, op dijken en in duingraslanden maar komen ook in onze bossen voor.

Fotogalerij

Mauritius-voorzitter en -trainer trots op veranderde veilig sportklimaat in turnhal, maar:

‘Niet doen alsof hier altijd pedagogisch verantwoord gesport is’

Voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag in de sport, ze zijn niet nieuw, maar de recente Netflix-documentaire Athlete A en de ontboezemingen van een voormalig turncoach zorgden niet alleen voor een explosie en een nieuwe deuk in het imago van die tak van sport, maar ook dat bespreekbaar werd gemaakt, wat jarenlang werd verzwegen. In landelijke Dossier Turnmisbruik is online een reeks van misstanden gemeld, waarbij in twee verhalen ook (voormalige) trainers van St.Mauritius werden genoemd. ,,We moeten als Mauritius niet doen alsof hier altijd pedagogisch verantwoord gesport is”, zegt Lisa van Baarsen, de huidige voorzitter en oud-turnster en -trainster. ,,Dat ga ik ook niet beweren. Maar het was een andere tijd en als club zijn we daarin veranderd. Ik durf als voorzitter mijn handen in het vuur te steken dat er nu wel volgens het veilig sportklimaat en op een pedagogisch verantwoorde manier getraind wordt.”
Door Eddy Veerman

Als de muren van de nationale turnzalen konden praten, dan zou met terugwerkende kracht de aanpak van menig trainer op z’n minst ter discussie komen te staan. Maar in andere takken van sport, bewegen en opvoeden – voetbaltrainers, zwemjuffen, leerkrachten – zal dat niet anders zijn. Het kan je als kind tijdelijk maken, maar misschien uiteindelijk doen breken. De aanpak van iemand met autoriteit vormt je.
Martin Franke, sinds enkele jaren voor de meidenselectie in dienst bij St.Mauritius, knikt. ,,De tijden zijn niet vergelijkbaar. Wat in het verleden is gebeurd, wordt in deze tijd bekeken en dat past niet. Het gaat ook niet meer zo.” Lisa: ,,In die tijd hadden kinderen sowieso meer respect voor autoriteit. Mijn ouders kwamen de zaal niet in, lieten mij heel zelfstandig zijn, ook als het ging om het alleen naar school gaan. Het stond nergens dat er geen ouder de zaal binnen mocht in mijn jeugdtijd. Maar dat was gewoon zo, het groeide zo.”

[ads id=66]

Fotogalerij

× Hoe kan ik je helpen?