![](https://www.nieuw-volendam.nl/wp-content/uploads/2025/02/Artboard-1@2x-100-880x400.jpg)
Studiebijdrage in Ouderschapsplan
Ouders die van elkaar gaan scheiden en in staat zijn om samen een ouderschapsplan voor hun kind op te stellen, nemen heel vaak de volgende bepaling in hun ouderschapsplan op:
“Partijen verplichten zich aan een kind van 21 jaar of ouder een (studie)bijdrage te betalen zolang het kind in overleg met haar ouders en met redelijke resultaten met een beroepsopleiding bezig is of studeert, doch uiterlijk tot het tijdstip waarop het kind de 25-jarige leeftijd bereikt.”
Dit leidt niet vaak tot problemen, maar wel wanneer het kind dat studeert het contact met zijn/haar vader of moeder verbreekt of andersom. In dat geval is een ouder vaak niet meer bereid om een (studie)bijdrage aan zijn/haar kind te betalen.
De laatste tijd zie ik dat Gerechtshoven steeds vaker verschillend oordelen over de uitleg van voornoemde bepaling. Vorig jaar heeft eenzelfde Gerechtshof (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch) over de uitleg van de bepaling verschillend beslist. In één zaak werd beslist dat van de dochter niet gevergd kon worden dat zij in overleg met haar vader voor een (tweede) beroepsopleiding zou kiezen en vond het Gerechtshof dat er toch sprake was van redelijke resultaten, ook al had de dochter diverse onvoldoendes gescoord. De vader moest door blijven betalen aan zijn dochter. In een andere zaak werd vorig jaar beslist dat de dochter niet heeft aangetoond dat het de bedoeling van haar ouders was dat zij een vrijbrief kreeg om op kosten van haar vader tot haar 25e jaar te kunnen blijven studeren. De dochter volgde eerst een opleiding Fotografie en besloot daarna om Toegepaste Psychologie te studeren. Het Gerechtshof oordeelde dat de vader alleen een bijdrage voor de opleiding Fotografie diende te betalen en niet voor de opleiding Toegepaste Psychologie, ondanks het feit dat de dochter toen nog niet de 25-jarige leeftijd had bereikt.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft een jaar eerder, in 2023, weer anders beslist dan de laatstgenoemde uitspraak. De vader betoogde in die zaak dat er niet in overleg met beide ouders een studie werd gevolgd omdat vader en zoon al bijna acht jaar geen contact meer met elkaar hadden. Toch heeft het Gerechtshof beslist dat een studiebijdrage door vader aan zoon betaald diende te worden:
“Het hof rekent het mede tot de plicht van een ouder om het contact met een kind te onderhouden, ook (en misschien wel juist) in een situatie als die van de vader en de zoon, waarin de ouders zelf niet op goede voet met elkaar staan. Zonder verder in te gaan op de achterliggende redenen van het wegblijven van contact met elkaar, is het voor het hof voldoende duidelijk dat het ontbreken van contact niet (alleen) aan het kind heeft gelegen. (…)
De voorwaarde dat het kind in overleg met beide ouders studeert, is gebaseerd op het uitgangspunt dat dat overleg in elk geval mogelijk is. De verstoorde familieverhoudingen staan het overleg over de studie echter in de weg. De oorzaak daarvan valt niet, of in elk geval niet hoofdzakelijk, aan het kind toe te rekenen. Onder die omstandigheden brengt een redelijke uitleg van deze clausule mee dat het kind daarvan geen nadelige gevolgen mag ondervinden. (…)”
Kortom: ter voorkoming van latere discussies doen ouders er goed aan om de genoemde bepaling duidelijker te (laten) omschrijven in het Ouderschapsplan.
Wilt u meer over dit onderwerp weten? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met mevrouw mr. J.H.M. de Boer op het telefoonnummer 06-54757007.